Summary: | Patiënten met een laaggradig glioom (langzaam groeiende hersentumor) rapporteren vaak woordvindproblemen, terwijl deze met de huidig gebruikte benoemtests in de praktijk vaak niet geobjectiveerd worden. In deze studie worden de resultaten van een sensitieve snelle benoemtest (SBT) voor objecten besproken, toegepast bij deze patiëntengroep.
Via deze nieuwe test werden reactietijden verzameld van 18 patiënten met een vermeend laaggradig glioom en van 20 gezonde participanten. Om uit te sluiten dat bij glioompatiënten tragere reactietijden worden gevonden als gevolg van algehele cognitieve traagheid, zijn de resultaten van een test voor cognitieve snelheid (Trail Making Test-A, TMT-A) meegenomen in het onderzoek. De resultaten op de SBT zijn vergeleken met de resultaten op de klinisch veel gehanteerde Boston Naming Test (BNT) om zo de toegevoegde waarde van de SBT te kunnen evalueren. Tevens is het effect van woordfrequentie en Age of Acquisition (AoA) op de benoemtijden onderzocht. Glioompatiënten waren significant langzamer in het benoemen van de objecten dan de gezonde participanten. De tragere reactietijdenwerden niet verklaard door een algeheel tragere verwerkingssnelheid. Ook de BNT-scores konden de lagere reactietijden op de SBT niet verklaren. Een kwalitatieve vergelijking tussen de resultaten van de BNT en de SBT duidde op een hogere sensitiviteit van de SBT voor woordvindproblemen. In de groep gezonde participanten wordt een effect gevonden van woordfrequentie en AoA op de benoemsnelheden, in de patiëntengroep is echter geen effect van deze variabelen waar te nemen.
De resultaten laten een duidelijk verschil in benoemsnelheid zien tussen laaggradige glioompatiënten en gezonde participanten, terwijl patiënten zelden een afwijkende score behaalden op de BNT. Het lijkt zinvol om de SBT te gebruiken in de klinische praktijk, waarbij reactietijden als een belangrijk component meegenomen worden voor het diagnosticeren van woordvindproblemen bij glioompatiënten.
|