Ondernemerschap en verbeelding in Nederland
Ondernemerschap en verbeelding in Nederland Sjoerd Romme In vergelijking met de Britse en Amerikaanse situatie, voelen maar weinig Nederlandse studenten zich tot het ondernemerschap aangetrokken na een bedrijfseconomie- of bedrijfskundeopleiding te hebben afgerond. Toch is het herstel van de Nederla...
Main Author: | |
---|---|
Format: | Article |
Language: | English |
Published: |
Pensoft
2003-09-01
|
Series: | MAB |
Online Access: | https://mab-online.nl/article/21803/download/pdf/ |
_version_ | 1818668091365654528 |
---|---|
author | A. G. L. Romme |
author_facet | A. G. L. Romme |
author_sort | A. G. L. Romme |
collection | DOAJ |
description | Ondernemerschap en verbeelding in Nederland Sjoerd Romme In vergelijking met de Britse en Amerikaanse situatie, voelen maar weinig Nederlandse studenten zich tot het ondernemerschap aangetrokken na een bedrijfseconomie- of bedrijfskundeopleiding te hebben afgerond. Toch is het herstel van de Nederlandse economie, als de kurk waarop het stelsel van sociale zekerheid, de gezondheidszorg en het onderwijs drijft, in hoge mate afhankelijk van nieuw ondernemerschap. Nieuw ondernemerschap leidt (op termijn) tot werkgelegenheidsgroei en daarmee tot een groter financieel draagvlak voor bijvoorbeeld het sociale zekerheidstelsel. Het relatieve gebrek aan ondernemerschap kent veel oorzaken. Nederlandse universiteiten zijn nog steeds in hoge mate op grote ondernemingen en de overheid gericht. Dit ondanks het gegeven dat vrijwel iedere bedrijfskunde- en bedrijfseconomiefaculteit leerstoelen op het terrein van ondernemerschap en MKB heeft en een of meerdere vakken op dit terrein aanbiedt. Aan sommige universiteiten bestaan gespecialiseerde Master-opleidingen op dit terrein en bovendien uitgebreide incubatievoorzieningen voor studenten en medewerkers die een onderneming willen starten. Dit zijn zonder meer belangrijke initiatieven, maar ze vormen vooralsnog niet meer dan eerste stappen in de goede richting. Het geringe ondernemerschap van deelnemers in het Nederlandse universitair bestel heeft diepe wortels. Het onderwijs produceert in feite vooral ambtenaren, managers, leraren en werknemers, en niet zozeer ondernemers met verbeeldingskracht en het vermogen met risico en onzekerheid om te gaan. Het bevorderen van ondernemerschap omvat de ontwikkeling van creativiteit en verbeelding. Davenport (1984) stelt dat verbeelding "is like the drunk man who lost his watch, and must get drunk again to find it. It is as intimate as speech and custom, and to trace its way we need to re-educate our eyes". Op het punt van verbeeldingskracht onderscheidt Isaiah Berlin (1953) twee type personen: de "egel" en de "vos". De "egel" kent slechts één ding, en tracht binnen de beperkingen van zijn eigen belevingswereld een alomvattende visie voor de veelvoud van zijn ervaringen te articuleren. De "vos" kent vele aspecten van de werkelijkheid, en geeft zich over aan de fragmentarische, chaotische en onvoorspelbare stroom der gebeurtenissen. Deze persoon is in staat de grenzen van zijn verbeelding te overschrijden, via een bewust proces van "Climbing out of our minds" (Berlin, 1953). Popper (1970, p. 86) herinnert ons eraan dat "we are prisoners caught in the framework of our theories, our expectations, our past experiences, our language. But we are prisoners in a Pickwickian sense, if we try, we can break out of our framework at any time". Volgens Peter Drucker (1985) kenmerkt ondernemerschap zich door het breken met elementaire conventies, regels en praktijken. Wat dat betreft is ondernemerschap niet alleen risicovol voor de ondernemer zelf, maar ook voor hen die ondernemerschap onderzoeken. De denk- en gedragspatronen van bekende ondernemers, zoals Richard Branson, leveren steeds weer discussie en media-aandacht op vanwege hun tegendraadse opstelling. Branson heeft als ondernemer menige conventie in de luchtvaart-, verzekerings- , en muziekindustrie doorbroken. Het hoe en waarom van de verbeeldingskracht van Branson en vele andere ondernemers is echter nog een gesloten boek vanuit het gezichtspunt van het onderzoek naar ondernemerschap (Chia, 1996). Hier ligt een belangrijke uitdaging voor bedrijfskundig en bedrijfseconomisch Nederland. Hoe kan de verbeeldingskracht in het universitaire onderzoek en onderwijs worden vergroot? De maatschappelijke functie van universiteiten bestaat immers ook uit het ontwikkelen van verbeeldingskracht. Ambachtelijke en professionele vaardigheden (argumenteren, analyseren, schrijven, enzovoort) zijn al lang niet meer het exclusieve domein van het universitaire bestel. Hogescholen, postdoctorale onderwijsinstellingen en opleidingstrajecten binnen ondernemingen verschaffen in veel gevallen vergelijkbare of zelfs betere mogelijkheden om dit soort kennis en vaardigheden te verwerven. De kerncompetentie van universiteiten zou derhalve juist op het raakvlak van analyse en verbeelding moeten liggen. Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De belangrijkste barrière bestaat uit het fragmentarische karakter van het universitaire onderzoek en onderwijs. De arbeidsverdeling en specialisatie in afzonderlijke disciplines – zoals marketing, organisatie, financiering en accountancy - gaat ten koste van de ontwikkeling van meer generieke, vakoverstijgende competenties zoals verbeelding en creativiteit. Het optuigen van afzonderlijke vakken en projecten, met als doelstelling het bevorderen van verbeeldingskracht van studenten en medewerkers, is ook niet erg effectief. Het ontwikkelen van verbeeldingskracht via een semestercursus van zes studiepunten en een "omvang" van 160 uur lijkt in tegenspraak met zichzelf. Wellicht kunnen we met betrekking tot dit vraagstuk iets leren van 3M, een zeer innovatieve (on-) Amerikaanse onderneming die uit vele duizenden "ondernemers" bestaat. Om ondernemerschap en innovatie te bevorderen stelt 3M namelijk elke medewerker een wezenlijk deel van de arbeidstijd (bijvoorbeeld 15%) in staat om eigen ideeën te ontwikkelen en om te zetten in experimenten, prototypes, enzovoort. Hiervoor kunnen de faciliteiten van de onderneming worden gebruikt. Indien het idee resulteert in een commercieel succes, krijgt de betreffende medewerker een aanzienlijk aandeel in de winst die wordt gemaakt. Is een dergelijke aanpak ook door universiteiten te gebruiken? De aanpak van 3M impliceert dat ondernemerschap en verbeelding als zodanig niet programmeerbaar zijn, maar wel bevorderd kunnen worden door bepaalde voorzieningen en incentives in de werkomgeving. In een universitaire omgeving betekent dit dat elke hoogleraar, docentonderzoeker, administratief medewerker en student een vast onderdeel van de werktijdfactor (bijvoorbeeld 20%) respectievelijk het curriculum (bijvoorbeeld 20% van de studiepunten in elk semester) zijn eigen neus mag volgen. Voor sommige deelnemers, zoals de hoogleraar die zijn eigen onderzoek agenda bepaalt, is dit weinig nieuws onder de zon. Voor anderen is dit echter een geheel nieuwe situatie, die wellicht in eerste instantie als verwarrend en chaotisch wordt ervaren, maar ook de verborgen verbeeldingskracht naar boven haalt. Met enige verbeeldingskracht kunt u zich een beeld vormen van mogelijke uitkomsten van een dergelijke transformatie van Nederlandse universiteiten. |
first_indexed | 2024-12-17T06:30:48Z |
format | Article |
id | doaj.art-e1b7b8df0fff4deca1d41a511d2f41e3 |
institution | Directory Open Access Journal |
issn | 2543-1684 |
language | English |
last_indexed | 2024-12-17T06:30:48Z |
publishDate | 2003-09-01 |
publisher | Pensoft |
record_format | Article |
series | MAB |
spelling | doaj.art-e1b7b8df0fff4deca1d41a511d2f41e32022-12-21T22:00:09ZengPensoftMAB2543-16842003-09-0177936836910.5117/mab.77.2180321803Ondernemerschap en verbeelding in NederlandA. G. L. RommeOndernemerschap en verbeelding in Nederland Sjoerd Romme In vergelijking met de Britse en Amerikaanse situatie, voelen maar weinig Nederlandse studenten zich tot het ondernemerschap aangetrokken na een bedrijfseconomie- of bedrijfskundeopleiding te hebben afgerond. Toch is het herstel van de Nederlandse economie, als de kurk waarop het stelsel van sociale zekerheid, de gezondheidszorg en het onderwijs drijft, in hoge mate afhankelijk van nieuw ondernemerschap. Nieuw ondernemerschap leidt (op termijn) tot werkgelegenheidsgroei en daarmee tot een groter financieel draagvlak voor bijvoorbeeld het sociale zekerheidstelsel. Het relatieve gebrek aan ondernemerschap kent veel oorzaken. Nederlandse universiteiten zijn nog steeds in hoge mate op grote ondernemingen en de overheid gericht. Dit ondanks het gegeven dat vrijwel iedere bedrijfskunde- en bedrijfseconomiefaculteit leerstoelen op het terrein van ondernemerschap en MKB heeft en een of meerdere vakken op dit terrein aanbiedt. Aan sommige universiteiten bestaan gespecialiseerde Master-opleidingen op dit terrein en bovendien uitgebreide incubatievoorzieningen voor studenten en medewerkers die een onderneming willen starten. Dit zijn zonder meer belangrijke initiatieven, maar ze vormen vooralsnog niet meer dan eerste stappen in de goede richting. Het geringe ondernemerschap van deelnemers in het Nederlandse universitair bestel heeft diepe wortels. Het onderwijs produceert in feite vooral ambtenaren, managers, leraren en werknemers, en niet zozeer ondernemers met verbeeldingskracht en het vermogen met risico en onzekerheid om te gaan. Het bevorderen van ondernemerschap omvat de ontwikkeling van creativiteit en verbeelding. Davenport (1984) stelt dat verbeelding "is like the drunk man who lost his watch, and must get drunk again to find it. It is as intimate as speech and custom, and to trace its way we need to re-educate our eyes". Op het punt van verbeeldingskracht onderscheidt Isaiah Berlin (1953) twee type personen: de "egel" en de "vos". De "egel" kent slechts één ding, en tracht binnen de beperkingen van zijn eigen belevingswereld een alomvattende visie voor de veelvoud van zijn ervaringen te articuleren. De "vos" kent vele aspecten van de werkelijkheid, en geeft zich over aan de fragmentarische, chaotische en onvoorspelbare stroom der gebeurtenissen. Deze persoon is in staat de grenzen van zijn verbeelding te overschrijden, via een bewust proces van "Climbing out of our minds" (Berlin, 1953). Popper (1970, p. 86) herinnert ons eraan dat "we are prisoners caught in the framework of our theories, our expectations, our past experiences, our language. But we are prisoners in a Pickwickian sense, if we try, we can break out of our framework at any time". Volgens Peter Drucker (1985) kenmerkt ondernemerschap zich door het breken met elementaire conventies, regels en praktijken. Wat dat betreft is ondernemerschap niet alleen risicovol voor de ondernemer zelf, maar ook voor hen die ondernemerschap onderzoeken. De denk- en gedragspatronen van bekende ondernemers, zoals Richard Branson, leveren steeds weer discussie en media-aandacht op vanwege hun tegendraadse opstelling. Branson heeft als ondernemer menige conventie in de luchtvaart-, verzekerings- , en muziekindustrie doorbroken. Het hoe en waarom van de verbeeldingskracht van Branson en vele andere ondernemers is echter nog een gesloten boek vanuit het gezichtspunt van het onderzoek naar ondernemerschap (Chia, 1996). Hier ligt een belangrijke uitdaging voor bedrijfskundig en bedrijfseconomisch Nederland. Hoe kan de verbeeldingskracht in het universitaire onderzoek en onderwijs worden vergroot? De maatschappelijke functie van universiteiten bestaat immers ook uit het ontwikkelen van verbeeldingskracht. Ambachtelijke en professionele vaardigheden (argumenteren, analyseren, schrijven, enzovoort) zijn al lang niet meer het exclusieve domein van het universitaire bestel. Hogescholen, postdoctorale onderwijsinstellingen en opleidingstrajecten binnen ondernemingen verschaffen in veel gevallen vergelijkbare of zelfs betere mogelijkheden om dit soort kennis en vaardigheden te verwerven. De kerncompetentie van universiteiten zou derhalve juist op het raakvlak van analyse en verbeelding moeten liggen. Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De belangrijkste barrière bestaat uit het fragmentarische karakter van het universitaire onderzoek en onderwijs. De arbeidsverdeling en specialisatie in afzonderlijke disciplines – zoals marketing, organisatie, financiering en accountancy - gaat ten koste van de ontwikkeling van meer generieke, vakoverstijgende competenties zoals verbeelding en creativiteit. Het optuigen van afzonderlijke vakken en projecten, met als doelstelling het bevorderen van verbeeldingskracht van studenten en medewerkers, is ook niet erg effectief. Het ontwikkelen van verbeeldingskracht via een semestercursus van zes studiepunten en een "omvang" van 160 uur lijkt in tegenspraak met zichzelf. Wellicht kunnen we met betrekking tot dit vraagstuk iets leren van 3M, een zeer innovatieve (on-) Amerikaanse onderneming die uit vele duizenden "ondernemers" bestaat. Om ondernemerschap en innovatie te bevorderen stelt 3M namelijk elke medewerker een wezenlijk deel van de arbeidstijd (bijvoorbeeld 15%) in staat om eigen ideeën te ontwikkelen en om te zetten in experimenten, prototypes, enzovoort. Hiervoor kunnen de faciliteiten van de onderneming worden gebruikt. Indien het idee resulteert in een commercieel succes, krijgt de betreffende medewerker een aanzienlijk aandeel in de winst die wordt gemaakt. Is een dergelijke aanpak ook door universiteiten te gebruiken? De aanpak van 3M impliceert dat ondernemerschap en verbeelding als zodanig niet programmeerbaar zijn, maar wel bevorderd kunnen worden door bepaalde voorzieningen en incentives in de werkomgeving. In een universitaire omgeving betekent dit dat elke hoogleraar, docentonderzoeker, administratief medewerker en student een vast onderdeel van de werktijdfactor (bijvoorbeeld 20%) respectievelijk het curriculum (bijvoorbeeld 20% van de studiepunten in elk semester) zijn eigen neus mag volgen. Voor sommige deelnemers, zoals de hoogleraar die zijn eigen onderzoek agenda bepaalt, is dit weinig nieuws onder de zon. Voor anderen is dit echter een geheel nieuwe situatie, die wellicht in eerste instantie als verwarrend en chaotisch wordt ervaren, maar ook de verborgen verbeeldingskracht naar boven haalt. Met enige verbeeldingskracht kunt u zich een beeld vormen van mogelijke uitkomsten van een dergelijke transformatie van Nederlandse universiteiten.https://mab-online.nl/article/21803/download/pdf/ |
spellingShingle | A. G. L. Romme Ondernemerschap en verbeelding in Nederland MAB |
title | Ondernemerschap en verbeelding in Nederland |
title_full | Ondernemerschap en verbeelding in Nederland |
title_fullStr | Ondernemerschap en verbeelding in Nederland |
title_full_unstemmed | Ondernemerschap en verbeelding in Nederland |
title_short | Ondernemerschap en verbeelding in Nederland |
title_sort | ondernemerschap en verbeelding in nederland |
url | https://mab-online.nl/article/21803/download/pdf/ |
work_keys_str_mv | AT aglromme ondernemerschapenverbeeldinginnederland |